Om tot de certificatie van de organisatie te kunnen overgaan, baseert de Certificatiecommissie zich op het advies van de auditor met betrekking tot de vaststellingen gedaan tijdens de audit.

Indien van toepassing, houdt dit ook de actieplannen in die opgesteld en geïmplementeerd werden naar aanleiding van vastgestelde non-conformities en/of attention points.

De certificatie-instelling zal niet tot certificatie overgaan wanneer het actieplan niet werd aangeleverd binnen de termijn opgelegd door de auditor of wanneer dit actieplan onvoldoende garanties biedt.

De Certificatiecommissie kan tot de volgende resultaten komen:

  • Geslaagd: de organisatie verkrijgt haar certificatie in principe voor 3 jaar.
  • Niet geslaagd: de organisatie verkrijgt haar certificatie niet omwille van één of meerdere major nonconformities of een té groot aantal afwijkingen ten aanzien van de norm (minor nonconformities en/of Attention Points). Dit kan het geval zijn wanneer bijvoorbeeld het management systeem niet beantwoordt of afwijkt van de vereisten van de norm, de organisatie weigert toezicht- of hercertificatie-audits te laten uitvoeren, de organisatie zelf vraagt om geen toezicht- of hercertificatie-audit uit te voeren. Ook het weigeren van observaties door de accreditatie-instelling Belac leidt tot een negatief resultaat. 


De Certificatiecommissie, al dan niet in samenspraak met de auditor, bepaalt een termijn waarbinnen de organisatie correctieve maatregelen kan doorvoeren om alsnog te beantwoorden aan de norm.

Een toetsing van deze maatregelen en hun effectiviteit gebeurt tijdens een bijkomende toezichtaudit. In bepaalde gevallen kan de Certificatiecommissie beslissen dat een documentaire audit voldoende kan zijn.

De organisatie dient tijdig de certificatie-instelling te contacteren om een toezichtaudit in te plannen.

  • Tijdelijke opschorting van resultaat en intrekking of beperking van de certificatie:

De vaststellingen gedaan tijdens Stage 1 kunnen leiden tot het opschorten van Stage 2. Dit kan het geval zijn wanneer bijvoorbeeld de organisatie meer tijd nodig heeft om de systematische implementatie te kunnen aantonen van vereisten gesteld door de norm. In samenspraak met de auditor wordt al dan niet een optimale planning opgesteld. De auditor informeert de Certificatiecommissie hierover schriftelijk. 

Indien de Stage 2 van de audit niet kan worden uitgevoerd of indien het actieplan niet tijdig ingediend wordt of niet positief wordt beoordeeld door de certificatie-instelling, zal de certificatie worden opgeschort. 

Dit zal ook het geval zijn indien de organisatie zelf de schorsing aanvraagt, of indien het managementsysteem van de organisatie meermaals of op belangrijke wijze aan de verplichting van de certificatie niet beantwoord heeft, met inbegrip van de verplichting van doeltreffenheid van het managementsysteem.

Dit houdt in dat de organisatie tijdelijk niet over een geldig certificaat beschikt. Zodra bovenstaande euvels zijn weggewerkt, kan de certificatie-instelling de certificatie herstellen.

Indien dit niet het geval is binnen de termijn opgelegd door de certificatie-instelling kan dit uitmonden in de intrekking van de certificatie of het beperken van de scope van de certificatie. 

Met betrekking tot zware non-conformiteiten die vastgesteld worden in een toezichtaudit zal de Certificatiecommissie beslissen over het al dan niet behouden van de certificatie, en indien nodig overgaan tot het schorsen, het intrekken of het inperken van de certificatie. 

Om over een ISO-certificaat te beschikken, dient de organisatie gelijktijdig te beantwoorden aan de volgende voorwaarden:

  • de Certificatiecommissie heeft een positieve beslissing afgeleverd en heeft geen beslissing genomen omtrent het schorsen en intrekken van de certificatie;

  • de facturen van de certificatie-instelling werden betaald.